y 196 26 Mei 1911. „Het meest geschikte punt, ook ter bereiking van „het doel, dat de vereeniging zich voor oogen stelt, is „wel de plaats, waar zich thans de reclamezuil bevindt. „Wij kunnen moeilijk aannemen, dat het plaatsen „eener kiosk op dat punt nadeel zou kunnen toe brengen in de uitoefening van hun bedrijf aan de „omwonenden. Eerder moet worden verondersteld, „dat door de aanwezigheid eener kiosk, meer dan „tot dusver geschiedt, de aandacht van vreemdelingen „op de in de nabijheid aanwezige winkels en be drijven zal worden gevestigd. „Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen „aan het bestuur der vereeniging „Breda Vooruit" „tot wederopzegging te vergunnen, om eene kiosk „te plaatsen op het verhoogde voetpad van het „Stationsplein ter plaatse, waar zich thans de reclame zuil bevindt, onder voorwaarde, dat de plaatsing „zal geschieden volgens aanwijzing van burgemeester „en wethouders. „Bij goedkeuring van dit voorstel zal de reclame zuil moeten worden verplaatst, waartoe door ons „naar een ander geschikt punt zal worden omgezien." De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit voorstel kan vereenigen. De heer LIJDSMAN herinnert eraan, dat op het Stationsplein al meer is afgebroken dan opgebouwd. Voortdurend kwamen klachten in over belemmering van uitzicht. Eerst betrof het eene beplanting met houtgewas, daarna eene muziektent en nu reeds is er eene reclame ingekomen tegen het plaatsen der kiosk. Spreker zou daarom in overweging willen geven de kiosk te doen plaatsen op het verhoogde voetpad aan de andere zijde van het Stationsplein. Daar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 196