26 Mei 1911. 199 „regelend kan optreden ten aanzien van zoodanige „ambtenaren en bedienden, waarvan het ontslagrecht „uitsluitend bij den raad behoort. „Overwegingen van billijkheid hebben ertoe ge- „leid, in de verordening als overgangsbepaling op „te nemen, dat zij niet van toepassing is op ambte naren en bedienden, die op den dag der vaststel ling hun 60ste levensjaar hebben volbracht." De heer VAN HULTEN vraagt, of de verordening ook van toepassing zal zijn op vaste ambtenaren, die niet in eenig pensioenfonds zijn opgenomen. De voorzitter antwoordt hierop ontkennend en zegt, dat dit tevens blijkt uit art. 1 der verordening. Zonder verdere bedenking wordt alsnu de overgelegde ontwerp-verordening goed gekeurd. 19. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het schrijven van gedeputeerde staten in zake de ter goedkeuring ingezonden raadsbesluiten, betref fende de zekerheidsstelling van verschillende reken- plichtige ambtenaren, luidende dit prae-advies als volgt „Uit het hierbijgevoegd schrijven van gedeputeerde „staten, hetwelk bij Uw besluit van 22 April j.l. „om prae-advies in onze handen werd gesteld, blijkt, „dat dit college thans niet meer vasthoudt aan eene „bijzondere aanwijzing van met namen aan te duiden „effecten, welke door de verschillende rekenplichtige „ambtenaren tot onderpand kunnen worden gesteld, „maar dat eene algemeene aanwijzing, zooals o.a.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 199