31 Mei 1911. Verder heeft spreker in de vergadering van 9 October 1909 erop gewezen, dat er aan het hoofd van den dienst der gemeentewerken een civiel of bouwkundig ingenieur diende te staan. Die is er nu. De nieuwbenoemde is zelfs in het bezit van beide diploma's. In zoover heeft spreker van zijne opmerking dus wel eenig succes beleefd. In verband hiermede wenscht spreker thans de vraag te stellen, of bij het dagelij ksch bestuur ook in overweging is, de aanstelling van een scheikundig en werktuig kundig ingenieur bij de gasfabriek. De voorzitter antwoordt hierop, dat hij de eerste vraag in overweging zal nemen. Wat de tweede vraag betreft, kan spreker mededeelen, dat bij het dagelij ksch bestuur geene plannen in overweging zijn tot aanstelling van een scheikundig of werktuig kundig ingenieur aan de gasfabriek. De heer Later is voldoende op de hoogte van de scheikunde. Boven dien wordt het gas ook nog geregeld onderzocht door den heer Dr. van den Arend, leeraar in de scheikunde aan de hoogere burgerschool. De heer VAN DEN BRINK vraagt, of de heer Later ook in het bezit is van een Delftsch diploma. De voorzitter antwoordt hierop ontkennend. Wel is de heer Later in het bezit van een diploma eener Duitsche technische school. 9. De heer VAN KEPPEL, alsnu het woord gevraagd en verkregen hebbende, zegt, dat hij zich laatstleden Zaterdagavond geërgerd heeft aan eene hopelooze massa papier, welke toen in de Catharina- straat verspreid lag en die straat zoozeer veront reinigde. Spreker weet wel, dat de gemeente-reiniging 222

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 222