248 1 Juli 1911. „Gaarne erkent de commissie, dat met enkele op merkingen van bedoeld rapport echter de minst „belangrijke rekening werd gehouden, namelijk „met wat onder ten 3de en ten 4de geschreven „werd, maar niettemin blijft de commissie, in aan fluiting aan het over de rekening van 1908 uitge bracht rapport, met aandrang de wenschelijkheid „uitspreken a. „dat onder de ontvangsten, resp. in het actief „of de creditzijde de loopende rente over de voor beschoten bedragen per 31 December worde opge komen, en dat het meubilair, dat feitelijk toch eenige „waarde zal vertegenwoordigen en als zoodanig tot „de activa behoort, onder deze worde opgenomen b. „dat de verrekening van rente met de gemeente „wel duidelijk mocht blijken en dat evenzoo de „huurwaarde der in gebruik zijnde panden gememo reerd en verrekend werd (zooals dit met de straat verlichting enz. geschiedt). c. „dat de principieele doch ook de financieele „bezwaren, die aan het gebruiken der borgtocht bedragen tegen betrekkelijk hooge rente, als bedrijfs- kapitaal verbonden zijn, en naar de meening der „commissie niet van belang ontbloot geacht kunnen „worden, onder de oogen worden gezien. „Voorts vestigt de commissie nogmaals de aandacht „van den raad op de bijlage E. Daarin wordt het „actief der bank, zonder de rente onder a vermeld, „met f 27472,06 aangegeven, terwijl het passief „slechts f 12000,bedraagt. In de eerste plaats „wordt hierdoor opnieuw bewezen, dat de bank van „leening eigen kapitaal bezit, afkomstig uit winsten, „inkomsten of transacties, waarvan de aard of de „bron door de commissie bezwaarlijk kan opgespoord „worden. Doch er mag ook niet uit het oog ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 248