258
15 Juli 1911.
De voorzitter dankt de commissie voor de
genomen moeite en stelt voor, overeenkomstig de
conclusie van gemeld rapport, de onderwerpelijke
rekening goed te keuren.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer mr. W. INGENHOUSZ, voorzitter van ge
meld armbestuur, wenscht geacht te worden niet tot
dit besluit te hebben medegewerkt.
2. De heer J. M. INGENHOUSZ, alsnu het woord
gevraagd en verkregen hebbende, wenscht, naar
aanleiding van hetgeen in den laatsten tijd is voor
gevallen, eene motie in te dienen. Wij doorleven
thans, zegt spreker, een geweldigen verkiezingsstrijd.
Nu is het niet zijne bedoeling daarover in details te
treden, noch uit te wijden over de middelen, waar
mede of de wijze waarop men den strijd voert. Dat
zou hier niet te pas komen. Maar wanneer, gelijk
geschied is, die middelen gelijken op insinuatiën,
welke beleedigingen nabijkomen, en gericht zijn tegen
den voorzitter van dezen raad, insinuatiën, welke
den toets van eene behoorlijke strijdwijze niet kun
nen doorstaan, dan is het hier juist de plaats daarop
in te gaan.
De heer van Hulten heeft een stuk neergeschre
ven in het Dagblad van Noord-Brabant, waarin hij
den burgemeester van Breda beschuldigt, dat deze
èn in 't beleid van 't algemeen bestuur, èn bij
benoemingen niet onpartijdig zou te werk gaan.
Spreker meent hiertegen een krachtig woord van
protest te moeten laten hooren.
Iedereen, die maar eenigszins met den toestand
op de hoogte is, zal moeten erkennen, dat er van
partijdigheid bij den burgemeester in 't geheel geen