15 Juli 1911. 259 sprake is. De burgemeester heeft steeds getracht en gestreefd naar het belang der gemeente. Daar voor alleen heeft hij een open oog en hierbij te werk gaande met de grootste onpartijdigheid, is zijn devieshet beste is voor Breda nog niet goed genoeg. Spreker meent dan ook te moeten opkomen tegen de onware beschuldigingen van den heer van Hulten en stelt mitsdien de volgende motie voor: „De raad der gemeente Breda; „Kennis genomen hebbende van een schrijven, „door den heer van Hulten in het Dagblad van Noord-Brabant geplaatst, welk schrijven de insinuatie „bevat, als zoude de burgemeester van Breda zich „schuldig maken aan partijdigheid èn bij het beleid „van 't algemeen bestuur èn in 't bijzonder bij „benoemingen, betreurt ten zeerste deze geheel on- „ware en onverdiende beschuldiging, is innig over tuigd van de strikte onpartijdigheid van zijnen „voorzitter en gaat over tot de orde van den dag." De voorzitter weet niet, in hoever het ge- wenscht is, de motie dadelijk in behandeling te nemen, maar toch wil spreker daarover het woord verleenen aan ieder lid, dat erom vraagt. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat, toen hij plotseling midden in de week en in dezen verkiezings tijd deze korte raadsagenda thuis kreeg, bij hem aanstonds het vermoeden werd gewekt, dat er iets meer achterzat. En nu spreker den heer Ingenhousz heeft gehoord, schijnt liet hem toe, dat we thans niet zijn in eene openbare raadsvergadering, maar in eene verkiezingspropagandavergadering. De voorzitter, onderbrekende, zegt, dat hij ieder lid de grootst mogelijke vrijheid van spreken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 259