15 Juli 1911. 261 naar de Bredasche geestelijkheid, om te informeeren naar den bewusten brief, dien spreker zou geschreven hebben De persoon, die uitgezonden werd, is hier aan wezig en kan zich verantwoorden. De burgemeester heeft getracht verkiezingsmateriaal tegen spreker te verzamelen. Dit is het beste bewijs, dat hij niet onpartijdig is. En wat de subsidies aangaat, wijst men erop, dat toch ook de „Unie" subsidie genoten heeft. Doch deze vereeniging is handig genoeg geweest, om vooraf een eere-comité samen te stellen, waarin de vriendjes van het stadhuis zitting hadden. Daar door kreeg ze subsidie. Het spijt spreker innig, dat de burgemeester niet tegenwoordig is, om daarover met hem te debatteeren. De voorzitter zegt, dat het den heer van Hulten volstrekt niet behoeft te spijten, dat de burgemeester niet tegenwoordig is. Spreker zal de plaats van den burgemeester wel vervullen en voor hem antwoorden, al is het wat minder welsprekend. Wat betreft de benoeming van vreemdelingen kan spreker verzekeren, dat hij in al de jaren, dat hij lid van den raad en wethouder is geweest, al heel wat benoemingen heeft medegemaakt, maar daarbij steeds ondervonden heeft, dat er altijd Bredanaars benoemd werden, als er in Breda stof aanwezig was. Is dat niet het geval, dan moet men wel zijne toe vlucht nemen tot vreemdelingen. Wat aangaat de bevoorrechting van de betere standen bij de toekenning van subsidiën, moet spreker er den nadruk opleggen, dat deze niet persoonlijk van die subsidiën profiteeren. Ook de mindere standen genieten ervan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 261