15 Juli 1911. 265 Nu de discussiën daarover echter reeds in vollen gang zijn, wil spreker aannemen, dat tegen de be handeling en voortzetting der beraadslagingen bij den raad geen bezwaar bestaat. De heer MEEUWESEN is ten diepste veront waardigd over de beschuldiging van den heer van Hulten tegen den burgemeester, vooral nu deze zijne beschuldiging volhoudt. De burgemeester is iemand, die al zijne werk kracht, al zijn energie met volle toewijding geeft aan de gemeente en dat zegt heel wat. Breda heeft een tijdperk van inzinking beleefd, maar is nu sterk vooruitgaande en op weg eene bloeiende stad te worden. Vooral de middenstand profiteert daar van. Men kan gerust zeggen, dat Breda vooruitgaat en in dit opzicht krachtig wordt gesteund door den burgemeester en den gemeenteraad door het uit lokken van vreemdelingenverkeer en andere middelen, welke de financieele draagkracht der bevolking ver- hoogen. Wat de partijdigheid bij benoemingen betreft, wijst spreker erop, dat vroeger benoemingen zijn gedaan, waaronder de gemeente thans nog zucht en die geschied zijn, omdat het katholieken en Bredanaars waren. Ook spreker wil gaarne medewerken tot de be noeming van katholieke Bredanaars, mits dit mogelijk is zonder dat het gemeentebelang er onder lijdt. Door den heer van Hulten is erop gewezen, dat van de 7 ambtenaren aan de gasfabriek er 4 pro testant zijn. Maar daaronder zijn toch 6 Bredanaars. Dat er protestanten benoemd worden, komt, wijl men de katholieke sollicitanten niet voldoende geschikt acht of bij algeheel gemis van katholieke sollicitanten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 265