u.
15 Juli 1911. 267
personen in het debat te brengen, die hier niet
aanwezig zijn en zich niet kunnen verdedigen.
De heer Fr. SMITS zal zich hiernaar gedragen.
Zijne rede vervolgende, wijst spreker erop, dat bij
de benoeming van een directeur voor de gemeente
bedrijven door geestelijken pogingen zijn aangewend
om een katholiek benoemd te krijgen, alleen omdat
hij katholiek was. Spreker wil echter Breda niet
voor proefbeestje laten gebruiken. De heer van den
Brink heeft gezegd, dat de motie absoluut onnoodig
is. Spreker is het daarmede niet eens en acht het
wenschelijk, dat de beteekenis der motie in een
helder licht kome. Nu ze eenmaal in behandeling
is, behoort ze ook te worden afgedaan.
De voorzitter is eveneens van meening, dat
de motie vandaag nog moet worden afgehandeld,
ten einde de gemoederen, die toch reeds erg opge
wonden zijn, tot bedaren te brengen. Het doel der
motie is, te doen uitkomen, dat de rechtvaardig
heidszin nog onverzwakt is.
De heer VAN DEN BRINK zegt, dat hij het wel
met den inhoud der motie eens is, maar dat zij in
den raad niet thuis hoort. Spreker zal zich dan ook
aan de stemming onttrekken.
De heer VAN DEN BRINK verlaat hierop de
vergadering.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN vraagt
het woord.
De voorzitter zou liever de motie dadelijk in
stemming willen brengen, om de hartstochten niet
nog meer te doen opvlammen. Toch wil spreker den
gg*>