15 Juli 1911.
269
de kwestie niet bedaard kan worden besproken. Als
men de zaak nuchter en kalm beschouwt, moet men
tot de conclusie komen, dat de motie geene andere
strekking heeft, dan om den kwaden indruk weg te
nemen, die door het bewuste dagbladartikel gevestigd
is. De burgemeester, die voorzitter is van dezen
raad, is in een verkeerd daglicht gesteld. Dat moet
veranderen. Met den verkiezingsstrijd heeft deze
kwestie absoluut niets te maken.
De motie, door den heer J. M. INGENHOUSZ
gesteld, wordt alsnu in stemming gebracht en aan
genomen met 17 tegen 1 stemmen.
Vóór stemden de heeren Merkelbach van Enk
huizen, Slechtriem, Staal, van Keppel, Lijdsman,
J. M. Ingenhousz, Overing, mr. W. Ingenhousz,
Scheltus, Rombouts, Reigersman, Teychiné, Meeu-
wesen, Fr. Smits, Heijlaerts, A. F. Smits en Bom.
Tegen was de heer van Hulten.
3. De heer VAN DEN BRINK, in de vergadering
teruggekeerd zijnde, wenscht enkele vragen te richten
tot het dagelijksch bestuur, en wel:
1°. Wanneer het werkliedenreglement, waarop
reeds herhaaldelijk is aangedrongen, kan worden
tegemoet gezien en meer speciaal, wanneer een voor
stel tot verbetering van de lagere loonen der werklieden,
in dienst der gemeente, kan worden verwacht?
2°. Of het dagelij ksch bestuur ooit aanleiding
heeft gegeven tot een schrijven, hetwelk volgens
bewering van den heer Duijs, op eene openbare
bijeenkomst in het Hof van Holland, van een der
sollicitanten naar de betrekking van directeur der
gemeente-bedrijven is ingekomen, dat deze bereid
was bij eventueele benoeming tot een kerkgenootschap