29 Juli 1911. Tegenwoordig de heeren J. A. H. VAN DEN BRINK, W. J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL, J. R. baron VAN KEPPEL, J. LIJDSMAN, J. M. INGEN- HOUSZ, J. G. OVERING, W. G. H. ROMBOUTS, jhr. mr. A. REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, F. C. J. VAN HULTEN, F. A. M. J. SMITS, F. J. M. HEIJLAERTS, J. B. M. MERKELBACH VAN ENKHUIZEN, A. F. SMITS en A. C. BOM. Afwezig de heeren A. P. SCHELTUS, mr. W. INGENHOUSZ, A. J. A. VERSCHRAAGE, A. A. A. MEEUWESEN en mr. P. M. J. E. BLOEMARTS. Voorzitter de heer mr. E. P. VAN LANSCHOT, burgemeester. De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de notulen van het verhandelde in de vergade ring van 1 Juli 1911, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben ge legen en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt, of eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen. De heer VAN DEN BRINK wenscht op bladzijde 250, regel 12 van onder, het woordje daarvan te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 273