21 Januari 1911. 27 „schuldaflossing gelijk is gemaakt aan de afschrijving, „waardoor reeds eene belangrijke buitengewone schuld- delging voor beide bedrijven zal plaats vinden. „De raad vertrouwt, dat na deze toelichting de „geopperde bedenkingen tegen goedkeuring van de „onderwerpelijke begrooting zullen zijn opgeheven. „De bij bovenaangehaalde nota gevoegde begroo- „ting in duplo met memorie van toelichting gaat „hierbij terug." De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit ontwerp-antwoord kan vereenigen. De heer MEEUWESEN moet toegeven, dat het hier geldt eene kwestie van ingewikkelden en zeer in grijpenden aard. In de nota van gedeputeerde staten komen zinnen voor, welke spreker als raadslid vol strekt niet bevallen. Het gemeentebestuur krijgt er een klap door in het aangezicht, die men zich niet moet laten welgevallen. In die nota leest men o.a. het volgende„Wij „vreezen, dat het financieel beheer der gemeente „te los was van de opvatting, dat de begrooting „moet dienen als richtsnoer en dat deze te veel „strekte als hulpmiddel van een beheer, dat de be hangen der gemeente dient naar den kasvoorraad." Met andere woorden wil dit zeggen, dat men hier leeft van de hand in den tand. Burgemeester en wethouders hebben hierop een uitvoerig antwoord gereed gemaakt, doch het komt spreker voor, dat dit antwoord niet voldoende terug wijst alle beschuldigingen van gedeputeerde staten ten opzichte van het financieel beleid. Hoe juist overigens het antwoord ook is, dat ten aanzien van het financieel beheer geen verwarring mag ontstaan tusschen gewone en buitengewone uitgaven en dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 27