29 Juli 1911. 287 „dat de betaling van de evengemelde som niet „contant maar in het jaar 1911 zal geschieden. „2o. dat de gemeente Breda niets zal behoeven „te dragen in de rechten en kosten der onderwerpe- „lijke akte. „Aldus opgemaakt en geteekend te Breda, den Juli 1911." De voorzitter voegt er nog aan toe, dat de gelden bereids gestort zijn en vraagt, of de raad burgemeester en wethouders kan machtigen tot het aangaan der hierbedoelde overeenkomst. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt dien overeenkomstig besloten. 16. De heer VAN DEN BRINK, alsnu het woord gevraagd en verkregen hebbende, wijst erop, dat in 1905 bij den gemeenteraad in behandeling is geweest een verzoek van eenige ingezetenen, om ook de Fransche taal te onderwijzen op de kostelooze school aan de Middellaan. Dat verzoek werd toen verdedigd door het raadslid, den heer Jacobij. Er werd even wel afwijzend op beschikt, wijl de commissie van toezicht op het lager onderwijs het vooralsnog niet noodig achtte. Argumenten werden echter niet bij gebracht. Op eene desbetreffende vraag van den heer Jacobij antwoordde de heer Bloemarts, dat met het woord vooralsnog was bedoeld, dat de commissie de zaak in onderzoek had, maar dat het onderzoek nog niet was afgeloopen. In de vergadering van 17 April 1909 werd door spreker eene vraag van dezelfde strekking gedaan, waarop in de vergadering van 8 Mei 1909 door den voorzitter werd geantwoord, dat in de zienswijze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 287