29 Juli 1911.
van het dagelijksch bestuur sinds 1905 geene ver
andering was gekomen en dat de ondervinding, welke
jaarlijks wordt opgedaan bij de aanneming van leer
lingen voor de ambachtsschool, er toe zou nopen,
om de vakken, welke op lagere scholen moeten on
derwezen worden, eerder in te krimpen dan uit te
breiden.
Spreker vraagt, of die ondervinding slaat op alle
scholen, dan wel slechts op enkele bepaalde scholen.
Verder is door den voorzitter erop gewezen, dat
volgens art. 20 der verordening op het lager onder
wijs, kinderen, die uitmunten, zonder betaling van
schoolgeld op de tusschenscholen en de eerste open
bare school kunnen worden toegelaten.
Sindsdien- zijn er weer twee jaar verloopen en
daarom wenscht spreker te vernemen, of er reeds
termen gevonden zijn het leerplan van de kostelooze
scholen uit te breiden en of van de bevoegdheid
tot kostelooze toelating van leerlingen op een der
betalende scholen is gebruik gemaakt.
De voorzitter antwoordt hierop, dat bij burge
meester en wethouders nog nooit eenige aanvrage
om kostelooze toelating van leerlingen tot een der
betalende scholen is ingekomen. De resultaten van
het lager onderwijs zijn nog steeds van dien aard,
dat er geen termen bestaan om de onderwijsvakken
op de kostelooze scholen uit te breiden. Dit geldt
in het algemeen voor alle scholen, waarvan leerlin
gen tot de ambachtsschool wenschen te worden toe
gelaten.
De voorzitter sluit alsnu de vergadering.
288