296
19 Augustus 1911.
„(Stbl. no. 209) het verbod tot belegging van ge
meentegelden in buitenlandscbe fondsen opgeheven.
„Een en ander geeft ons aanleiding U voor te
„stellen, te besluiten, behoudens goedkeuring van
„gedeputeerde staten, tot aankoop, voor een nomi
naal bedrag van f 2000,van 4 °/0 aandeelen
„in geldleeningen ten laste eener provincie of van
„eene gemeente met meer dan 25000 inwoners,
„tegen den koers van den dag, en ook in het
„vervolg, als de stand van het fonds zulks toelaat,
„het aanwezig kapitaal op dezelfde wijze en in
„dezelfde waarden te beleggen.
„Een daartoe strekkend ontwerp-besluit leggen
„wij hierbij over."
De voorzitter stelt dit punt aan de orde.
De heer VAN DEN BRINK kan zich wel met
dit voorstel vereenigen en beschouwt het als een
wijzen maatregel van bestuur, om de hierbedoelde
gelden rentegevend te beleggen. Spreker wil echter
deze gelegenheid waarnemen, door er op aan te
dringen, om den prijs van het muntgas, thans 71/2
cent bedragende, op een lager bedrag te stellen,
liefst op 6 cent per M:i., zijnde de gewone gasprijs.
Vergist spreker zich niet, dan zouden er in de
commissie ook reeds stemmen zijn opgegaan tot
vermindering van den prijs van het muntgas. Daarom
wenscht hij aan te dringen op eene spoedige in
diening van een voorstel in dien geest.
De heer VAN KEPPEL kan zich met het ont
werp-besluit niet vereenigen. Het betreft hier gelden,
die gevloeid zijn in de algemeene kas der gasfabriek
en dus evengoed gebracht kunnen worden op eene