19 Augustus 1911. 305 den minister van binnenlandsche zaken en onder voorwaarde, dat de benoemde zich gedragen zal naar de bestaande of later vast te stellen of te wijzigen verordeningen en instructiën. 11. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij, onder overlegging der ingekomen sollicitatie stukken en van de ingewonnen adviezen van den inspecteur van het middelbaar onderwijs en de com missie van toezicht op dat onderwijs in deze gemeente, ter benoeming tot leeraar in de Nederlandsche taal en geschiedenis aan de hoogere burgerschool alhier aanbevelende de heeren lo. E. J. Haslinghuis, doctorandus in de Neder landsche letteren te Rotterdam 2o. S. Algera, doctorandus in de Nederlandsche letteren te Leeuwarden, en 3o. K. E. van Griethuijsen, candidaat in de Neder landsche letteren te Utrecht. Wordt overgegaan tot stemming. Er worden uitgebracht 19 stemmen, waarvan 14 op den heer Haslinghuis en 5 op den heer Algera. Zoodat is benoemd tot leeraar in de Nederlandsche taal en geschiedenis aan de hoogere burgerschool alhier de heer E. J. Haslinghuis, doctorandus in de Neder landsche letteren te Rotterdam, op de aan die betrekking verbonden jaarwedde, over eenkomstig de bepalingen der verordening, regelende de jaarwedden van directeur en leeraren aan de hoogere burgerschool in deze gemeente, in te gaan met den dag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 305