fy/L>
310 19 Augustus 1911.
burgemeester en wethouders met die bals niet veel
op hebben. Reeds is de pachter aangeschreven,
dat in volgende jaren deze vermakelijkheden niet
dan in zeer bijzondere gevallen meer zullen worden
toegestaan.
20. De heer VAN DEN BRINK, alsnu het woord
gevraagd en verkregen hebbende, vestigt de aan
dacht op eene correspondentie uit Breda, voorkomende
in de Gemeente-Werkman van 12 Augustus j.l„
waarin wordt medegedeeld, dat onlangs door een
vreemdeling aan een der straatmakers naar een
bepaalden weg werd gevraagd. Toen de straat
maker hieraan voldeed, hetgeen werd opgemerkt
door den directeur der gasfabriek, ontving hij daar
voor eene terechtwijzing. Spreker vraagt of dit
wel overeenstemt met de beginselen van humaniteit.
Ook bij de gemeente-reiniging schijnt men niet
doordrongen te zijn van humane gevoelens ten op
zichte der werklieden. In datzelfde blad wordt
medegedeeld, dat eenige dagen geleden een kind
van een reiniger met een briefje kwam, waarin
werd verzocht, of vader spoedig thuis wou komen,
omdat moeder plotseling ernstig ongesteld was ge
worden. Het heengaan werd echter aan dien man
geweigerd.
Verder zou volgens dat blad bij de onlangs plaats
gehad hebbende stemming van den gemeenteraad
in Princenhage aan de werklieden der gemeente
reiniging geen gelegenheid zijn gegeven tot deel
neming aan de stemming.
Nu wil spreker toegeven, dat volgens de be
woordingen van het desbetreffend koninklijk besluit,
men niet verplicht is de werklieden hiertoe de ge
legenheid te geven, wijl de stemming in eene andere