326 5 September 1911. De heer VAN HULTEN wordt hoe langer hoe meer bevreesd voor het toestaan van een blanco crediet. Het zou er wel eens toe kunnen leiden, dat men Breda voor proefbeestje ging gebruiken. De heer ROMBOUTS meent, dat de heer van Hulten zich de zaak verkeerd voorstelt. Burgemeester en wethouders hebben de overtuiging, op grond van vroegere gegevens, dat de gevraagde aansluiting zon des bezwaar kan geschieden, doch, voorzichtigheids halve, wenscht men niet op dat kompas voort te zeilen. Als men nu een cijfer ging noemen, dan zou dit voor de deskundigen een richtsnoer kunnen zijn, terwijl het in de bedoeling ligt van burgemeester en wethouders, om op de meest voordeelige wijze het advies van een deskundige te kunnnen inwinnen. Als het cijfer hen te hoog voorkomt, zullen zij eerst nog het gevoelen van den raad inwinnen. De heer BLOEMAERTS vindt het eveneens onge- wenscht, op de door den heer Rombouts aangevoerde gronden, een bepaald cijfer te noemen. De heeren VAN HULTEN en VAN KEPPEL ver klaren, dat zij zich, na de toelichtiug van den heer Rombouts, met het toestaan van een blanco crediet wel kunnen vereenigen. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN acht de mogelijkheid niet uitgesloten, dat de kosten vrij hoog zullen zijn. Spreker vraagt, of door de omlig gende gemeenten, in dit geval Oosterhout en Dongen, in die kosten niet voor een evenredig deel zou moeten worden bijgedragen. Het verzoek om aansluiting is van die gemeenten uitgegaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 326