13 September 1911.
Tegenwoordig de heeren J. LIJDSMAN, J. M.
INGENHOUSZ, J. G. OVERING, jhr. mr. A. REI
GERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, J. C. J. VAN
GASTEL, A. A. A. MEEUWESEN, F. C. J. VAN
HULTEN, F. A. M. J. SMITS, mr. W. INGEN
HOUSZ, A. P. SCHELTUS, W. G. H. ROMBOUTS,
F. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS, A. C. BOM,
mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, J. B. M. MERKEL-
BACH VAN ENKHUIZEN, J. A. H. VAN DEN
BRINK, W. J. SLECHTRIEM en L. J. STAAL.
Afwezig de heer J. R. baron VAN KEPPEL.
Voorzitter de heer mr. E. P. VAN LANSCHOT,
burgemeester.
De voorzitter opent de vergadering en zegt,
dat de notulen van het verhandelde in de vergade
ring van 5 September 1911 nog niet zijn gedrukt
en stelt mitsdien voor, de vaststelling daarvan tot
eene volgende vergadering aan te houden.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen
een schrijven van den heer van Keppel, berichtende,
dat hij wegens uitstedigheid verhinderd is, deze
vergadering bij te wonen.