tl- 13 September 1911. 337 dat in de laatste besloten zitting is besloten alsnog een tweetal deskundigen op het gebied van schilder kunst uit te noodigen, om een nader onderzoek in te stellen naar de waarde van de aangeboden schil derijen, onder voorbehoud, dat bij de aanbiedster daartegen geen bezwaar zou bestaan. Het daarop ingekomen antwoord van mej. Manise luidt als volgt: „Prinsenhage, „Vredeburch" 6 September 1911. „EdelAchtbare Heeren! „Door den heer baron van Keppel werd mij mede- deeling gedaan van Uwe besprekingen in zake de „door mij aan de gemeente Breda aangeboden „collectie schilderijen. „Niet zonder verbazing evenwel vernam ik tevens „dat Uw raad een onderzoek van andere deskundigen „noodig acht om tot al- of niet aanvaarding te kun- „nen besluiten, ondanks dat een aan U overgelegde „verklaring van de heeren Jhr. B. W. F. van Riems dijk, hoofddirecteur van 's-rijks museum en Mensing, „firma Fred. Muller en co., Uwen raad omtrent „de waarde der verzameling voor een museum de „voor U noodige deskundige inlichtingen geeft, ter- „wijl bovendien aan Uwe raadsleden de gelegenheid „is gegeven zich, voor zoover mogelijk, ook zelf een „oordeel te vormen. „Daargelaten nu dat een onderzoek door andere „deskundigen vermoedelijk tot dezelfde uitkomst „leiden zou, acht ik dit beleedigend voor de beide „bovengenoemde heeren, die als ervaren en betrouw bare deskundigen van den eersten rang bekend „staan en in dit geval ook beslist onpartijdig zijn, „zoodat ik daarom een dergelijken maatregel niet „kan goedvinden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 337