338 13 September 1911. „Ook uit een practisch oogpunt bezien meen ik „dat Uw raad daarmede niet veel verder zou komen, „daar immers in het ondenkbare geval, dat deze „anderen het aanvaarden der schenking zouden ont laden, er wederom eene nieuwe expertise zou noodig „zijn om uit te maken, welke der twee dan voor „Uwen raad voldoende vertrouwen verdient om zich „daarnaar te kunnen richten. „Stelt Uwe raad geen vertrouwen genoeg in „bovengenoemde heeren, die toch geacht kunnen „worden in zaken van openbaar belang niet licht vaardig met hun goeden naam te zullen spelen, „dan zal het ongetwijfeld veiliger voor U zijn mijn „aanbod niet aan te nemen, waarop ik gaarne voor „of uiterlijk 28 dezer bericht van UEd.Achtb. besluit „tegemoet zie." „Hoogachtend UEd.Achtbare dw. dienaresse, „(get.) M. MANISE." In verband met dit schrijven is door burgemeester en wethouders het volgend prae-advies uitgebracht: „Onder overlegging der aanbieding van Mej. M. „M. Manise te Prinsenhage tot voorwaardelijke schen ding van eene collectie schilderijen, thans aanwezig „op den huize „Vredeburch" aldaar en bijeengebracht „door wijlen den HoogWelgeboren Heer Jhr. S. E. J. „M. van Nispen tot Sevenaer, overleden te Prinsen- „hage den 12den October 1910, en van een schrijven „dd. 4 Februari 1911 van de heeren Jhr. B. W. F. „Riemsdijk, Hoofddirecteur van 's Rijks Museum en „A. W. H. Mensing, Firma Fred. Muller en Co., „beiden te Amsterdam, welke stukken door Uw medelid, „den HoogWelgeboren Heer J. R. Baron van Keppel, „in onze handen zijn gesteld, teneinde die tot een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 338