21 Januari 1911.
33
gaven kan men niet nauwkeurig in de leeningen
terugvinden. Om dit nu duidelijk te maken, geldt
het nieuwe systeem. En wie het antwoord van burge
meester en wethouders leest, moet de zaak volkomen
helder zijn.
De heer O VERING meent, dat dit niet geldt voor
alle raadsleden. Burgemeester en wethouders moeten
er prijs op stellen, als er raadsleden zijn, die zich
willen verdiepen in de financiëele aangelegenheden
der gemeente. Spreker sluit zich derhalve aan bij
den heer Meeuwesen, om de zaak aan te houden
tot eene volgende vergadering.
De heer ROMBOUTS wijst nogmaals op het ge
vaar, dat het volgend voorstel er nadeel door zou
kunnen lijden. Spreker misgunt den leden niet, dat
zij zich verdiepen in de financiëele aangelegenheden
der gemeente en stelt dit ook op prijs, maar de
kans op eene voordeelige leening gaat erdoor voorbij,
als dit punt wordt aangehouden.
De voorzitter begrijpt den heer Meeuwesen
niet. Blijkbaar wenscht die terug te komen op de
algemeene beschouwingen over de begrooting en
daarbij het systeem nog eens opnieuw te bewerken.
Daar is echter dit stuk niet voor. De raad kan
toch niet terugkomen, op hetgeen hij in December
heeft aangenomen. Dit belet intusschen niet, dat men
toch wel zijne studie aan de gemeentefinanciën kan
wijden.
De heer O VERING meent, dat de voorzitter wel
licht iets achter het voorstel zoekt, wat absoluut niet
bedoeld wordt. De nota van gedeputeerde staten geeft
aanleiding ertoe, om een dieperen kijk te nemen in
3