13 September 1911. 341 „Nu Mej. Manise blijkens haar overgelegd schrij- „ven hare medewerking daartoe niet kan verleenen, „hebben wij de eer U voor te stellen de schenking „niet te aanvaarden op grond, dat de daaraan ver bonden voorwaarden te bezwarend zijn". De voorzitter stelt hierop de zaak aan de orde. De heer MERKËLBACH VAN ENKHUIZEN zegt het volgende: „Mijnheer de voorzitter. De heeren Jhr. van „Riemsdijk en Mensing verklaren in hun brief van „4 Februari j.l. aan ons geacht medelid Baron van „Keppel, dat zij 95 van de 4 380 schilderijen der „collectie van wijlen Jhr. van Nispen van voldoende „beteekenis achten, om ze openbaar ten toon te stellen „en de gemeenteraad van Breda dus wel zal doen, „deze verzameling als eene schenking te aanvaarden „en voor de tentoonstelling eene geschikte localiteit „beschikbaar te stellen. Naar hun meening zal de „verzameling kunnen dienen als kern voor een op „te richten gemeentelijk schilderijen-museum. „Van de voor de gemeente Breda aan de schen- „king verbonden lasten wordt door de heeren van „Riemsdijk en Mensing met geen woord gesproken „en dat lag ook niet op hun weg. Zij bepaalden zich „ertoe een deskundig advies te geven omtrent de „beteekenis der schilderijen als kunstproducten, en „nu werd de beteekenis van 95 schilderijen door „hen als voldoende geoordeeld, om ze openbaar ten „toon te stellen en de collectie als schenking te „aanvaarden. „Maar de gemeenteraad heeft ten plicht de zaak „dieper te beschouwen en zich rekenschap te geven,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 341