342 13 September 1911. „of hij gewettigd is de gemeente met de aan de „schenking verbondene blijvende lasten te bezwaren. „Wellicht heeft mej. Manise niet gedacht aan „dien plicht en de ernstige verantwoordelijkheid van „den raad, toen zij in haar brief van 6 September „j.l. te kennen gaf, niet te kunnen goedkeuren, dat „een nader onderzoek door andere deskundigen zou „worden ingesteld, ook omdat zij hierin iets beleedi- „gends zou zien voor de heeren van Riemsdijk en „Mensing. „Deze beide heeren hebben geen schatting gemaakt „of althans medegedeeld van de approximatieve „waarde der 285 schilderijen, die bij eventueele „aanvaarding der schenking voor verkoop in aanmer king zouden kunnen komen. Nu mej. Manise geene „andere deskundigen in de gelegenheid wenscht te „stellen zich omtrent de waarde der verzameling een „oordeel te vormen, zal het, meen ik, gewenscht „zijn, dat onze raad zich tot de heeren van Riems- „dijk en Mensing richt met het verzoek, ons meer „breedvoerig advies, zoo omtrent de kunstwaarde „der 95, als betreffende de te waardeeren geldswaarde „der overige 285 schilderijen te willen verschaffen, „opdat het ons mogelijk worde eenigszins na te gaan, „in hoeverre de vermoedelijke opbrengst, bij even- „tueelen verkoop, zon kunnen strekken ter bestrijding „der jaarlijks wederkeerende uitgaven." De heer VAN DEN BRINK meent op de eerste plaats te moeten wijzen op de eenigszins vreemd soortige wijze van behandeling dezer zaak. Nadat ze eerst een paar malen in besloten vergadering is ter sprake gebracht, is zij opeens eigendom geworden van het publiek. De raad is echter nog steeds ver plicht tot geheimhouding, maar die geheimhouding

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 342