13 September 1911.
343
schijnt te zijn opgeheven, zonder dat de raad er in
is gekend. Naar sprekers meening had de raad eerst
in besloten vergadering moeten opgeroepen worden,
ten einde het standpunt omtrent de al of niet ophef
fing der geheimhouding vast te stelllen.
Wat nu het aanbod zelf betreft, wijst spreker
erop, dat volgens verschillende bladen de verzameling
tegen brandschade is verzekerd voor der getaxeerde
waarde (1600000 frs.), dus 545000 frs., bij de compag
nie des Propriétaires Réunis in Belgie, wel een bewijs,
dat de schilderijen waarde vertegenwoordigen, want
zoodanige assurantie wordt niet gesloten, zonder dat
experts daarover geoordeeld hebben.
Volgens de akte van schenking wordt de geheele
collectie aangeboden. Slechts een deel daarvan moet
openlijk worden tentoongesteld, doch de overige schil
derijen zullen, voor zoover daartoe niet reeds door
de aanbiedster mocht zijn overgegaan, door het ge
meentebestuur mogen worden verkocht, waarvan de
opbrengst zal strekken tot een fonds voor het te
stichten museum. Maar, zegt spreker, eene verplich
ting tot verkoop bestaat er niet. Als men nog eens
eene extra-keuze liet doen, zouden er wellicht nog
wel eenige worden aangetroffen, die eveneens waard
zijn, om in een museum bewaard te blijven. De
voorwaarde in de akte van schenking genoemd, dat
de uitgezochte collectie van 95 stuks moet worden
tentoongesteld, is slechts een voorzorgsmaatregel, dat
die schilderijen zullen bewaard blijven, maar het belet
niet, dat ook nog andere schilderijen uit de collectie
daarvoor in aanmerking kunnen worden gebracht.
In het prae-advies wordt gezegd, dat noch de be
kwaamheid, noch de betrouwbaarheid der deskun
digen maar het minst in twijfel worden getrokken.
Als die nu verklaren, dat er onder de collectie zich