344
13 September 1911.
95 bevinden van voldoende beteekenis om openbaar
te worden tentoongesteld, dan kan men daarin een
voldoenden waarborg vinden, om het gedane aanbod
te aanvaarden.
Wil men van de deskundigen nog een nader rap
port vragen in den geest, zooals door den heer
Merkelbach van Enkhuizen is voorgesteld, dan
kan spreker zich daarmede wel vereenigen, ofschoon
hij het niet eens is met het prae-advies, waarin ge
zegd wordt, dat de heeren zich geen voldoende reken
schap hebben gegeven van het offer, dat de ge
meente er voor moet over hebben.
Het is toch duidelijk, dat de deskundigen, als zij
adviseeren om de collectie te aanvaarden en haar
openlijk ten toon te stellen, de wetenschap hebben,
dat de gemeente daarvoor de noodige localiteiten
moet beschikbaar stellen.
De jaarlijksche onkosten, welke in het prae-advies
zijn geraamd op f 2000,a f 3000,acht spreker
te hoog geschat. Men moet niet beginnen met alles
luxurieus in te richten.
In de Bredanaar wordt becijferd, dat, wanneer de
woningen boven de boterhal voor museum worden
ingericht, en waarbij de kosten van verbouwing zijn
gesteld op f 2500,de jaarlijkschefuitgaven zullen
bedragen hoogstens f125,Spreker meent, dat
men nooit op betere voorwaarden in het bezit kan
komen van een museum. Aanvankelijk zou men
kunnen beginnen met het museum op enkele dagen
der week voor het publiek toegankelijk te stellen,
waardoor ook de bewakingskosten minder worden.
Dan blijft nog de vraag, of de verbouwing van
de woningen boven de boterhal wel f 2500,zou
kosten. Spreker meent, dat men wel met f 1000,
of minder nog/zou kunnen volstaan. Wat den post
/3Zó~r