346 13 September 1911. meester en wethouders zich niet met genoemde heeren in verbinding hebben gesteld. De heer HEIJLAERTS kan ook niet medegaan met het prae-advies en meent, dat de vermoedelijke kosten kolossaal zijn opgedreven. Als de woningen boven de boterhal voor het beoogde doel worden ingericht, zal men heel wat goedkooper uitkomen. Spreker heeft reeds van verschillende Bredanaars vernomen, dat zij de oprichting van een schilderijen galerij zouden toejuichen en hoopt derhalve, dat de raad het aanbod niet zal afwijzen. De heer VAN HULTEN is het eens met den heer van den Brink, wat betreft de wijze van opheffing der geheimhouding. Verder ondersteunt spreker het voorstel van den heer Merkelbach van Enkhuizen, om zich rechtstreeks in verbinding te stellen met de heeren van Riemsdijk en Mensing. Zelf kennen we de waarde van de schilderijen niet en waar het hier eene schenking betreft, is het niet meer dan rationeel, dat men ook iets naders van de vermoede lijke verkoopwaarde tracht te weten te komen. De heer BLOEMARTS wil zich gaarne scharen aan de zijde van die sprekers, die de oprichting van een schilderijen-museum voorstaan en zou daar voor jaarlijks ook een groot offer willen brengen. Maar spreker is het volkomen eens met burgemeester en wethouders, wijl men op dit oogenblik niet weet, of de aangeboden verzameling wel een zoodanig offer waard is. Spreker meent dan ook, dat de bezwaren tegen de aanvaarding der schenking door burge meester en wethouders zeer goed zijn uiteengezet. Het advies van de deskundigen is absoluut vaag. De vraag is niet, of onder de collectie zich schilderijen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 346