4 348 13 September 1911. van den heer Merkelbach van Enkhuizen, mits dan spoed betracht wordt, daar de raad vóór 28 September e.k. over de al- of niet-aanvaarding eene beslissing moet nemen. Wat de andere bezwaren betreft, welke tegen de voorwaarden mochten bestaan, zooals het plaatsen van een buste van den heer van Nispen, deze hebben niets te beduiden. De heer SCHELTUS kan zich volkomen vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders, doch na den heer Merkelbach van Enkhuizen en verschillende andere sprekers te hebben gehoord, kan spreker thans wel met diens voorstel medegaan. Vooral, omdat de raad geen enkel bewijs heeft omtrent de waarde van de verzameling. Spreker zou willen trachten een zeer uitgebreid rapport van de deskundigen te verkrijgen. De voorzitter, allereerst beantwoordende de opmerking over de opheffing der geheimhouding, wijst er op, dat het eerste officieele stuk na de gehouden besloten vergadering is ingekomen op 6 September. De heer van Keppel heeft echter zelf aan de geheimhouding een einde gemaakt, door de vertegenwoordigers der pers in te lichten. Spreker geeft echter toe, dat het formeel beter ware ge weest, om eerst den raad te laten beslissen over de opheffing der geheimhouding. Wat nu het prae-advies van burgemeester en wethouders aangaat, dit is zoo duidelijk mogelijk. Er wordt beweerd, dat burgemeester en wethouders geen vertrouwen stellen in het advies der deskundigen. Dat is onjuist. Maar kenden die heeren, toen zij hun advies gaven, de voorwaarden, welke aan de schen king verbonden zijn en de financiëele gevolgen, welke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 348