34 21 Januari 1911. de financiën der gemeente en het antwoord dan zoo danig in te richten, dat gedeputeerde staten in 't geheel niets meer kunnen aanmerken. De heer VAN KEPPEL acht het gewenscht, dat de zaak zoo spoedig mogelijk wordt afgedaan, ten einde geen stagnatie in den geregelden loop van zaken te veroorzaken. De begrooting had reeds vóór den aanvang van het dienstjaar goedgekeurd moeten zijn. Gedeputeerde staten hebben enkele bezwaren, omdat zij de zaak niet goed begrijpen. Dit wordt hun thans duidelijk gemaakt door de noodige inlich tingen. Als de stukken nu nog eene maand ter visie lagen, zou het antwoord van burgemeester en wet houders er toch niet door veranderen, omdat het slechts een nadere opheldering en uiteenzetting is van het systeem der begrooting. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat enkele leden hierdoor een anderen kijk kregen op de financiëele politiek der gemeente, maar dit zou dan eerst bij de volgende begrooting ter sprake kunnen worden gebracht. Spreker geeft derhalve in overweging het antwoord aan te nemen. Wellicht komt het nog eens terug van gedeputeerde staten, hetgeen weer vertraging ten gevolge heeft. De voorzitter meent gegronde reden te heb ben om aan te nemen, dat gedeputeerde staten wel genoegen zullen nemen met het antwoord. De heer MEEUWESEN is niet bevreesd, dat de leening niet onder zoo gunstige voorwaarden zal kun nen gesloten worden. De geldmarkt is vlot en de voorwaarden zijn niet zoo gunstig, dat zij over enkele weken niet meer bedongen zouden kunnen worden. Spreker ziet dus niet in, waarom de zaak niet kan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 34