350 13 September 1911. buiten rekening gelaten de assurantie en mogelijke uitbreiding der collectie door aankoop van schilderijen. Heeft men eenmaal de schenking aanvaard, dan zet men daarmede den eersten stap voor een museum, hetwelk nu en dan door aankoop zal dienen te wor den aangevuld. Er is nog gezegd, dat burgemeester en wethouders met mej. Manise in onderhandeling hadden kunnen treden, doch er was geen sprake van onderhandelen. De heer Van Keppel heeft onomwonden verklaard aannemen of niet. Wat nu aangaat het voorstel van den heer Mer- kelbach van Enkhuizen om nog een nader advies in te winnen bij de heeren Men sing en van Riems dijk, wijst spreker erop, dat deze heeren de collectie hebben gewaardeerd voor de successie. Indien dat cijfer, wat ook aan den heer Van Keppel wel zal bekend zijn, in de besloten vergadering was genoemd, dan zouden burgemeester en wethouders misschien een ander prae-advies hebben uitgebracht. Blijkbaar bestaat er echter bezwaar, om dat cijfer te noemen. Ook is niet bekend, of de collectie uitsluitend uit reproductie's bestaat, ofwel dat er origineelen bij zijn van bepaalde schilders. Spreker heeft de collectie nagegaan, doch op geen enkele schilderij een naam kunnen ontdekken. Over de waarde wordt dan ook verschillend ge oordeeld. Ongeveer een jaar geleden, toen van eene aanbie ding dezer collectie aan de gemeente Breda nog niets bekend was, had spreker een onderhoud met de heeren Jan Kalf en Prof. Martin, directeur van het Mauritshuis. Hunne opinie gevraagd over de collectie „Vredeburgh," antwoordden zij, dat het niet veel zaaks was.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 350