26 September 1911.
377
De heer mr. W. INGENHOUSZ sluit zich hierbij
aan. Het is hier eene openbare zaak, die wel niet
tot eene a/faire is opgeblazen, maar toch door mid
del van de pers de algemeene belangstelling heeft
getrokken. Spreker meent, dat de gemeenteraad
den faam van Breda moet hoog houden en dien
overeenkomstig heeft te beslissen.
Mejuffrouw Manise heeft een aanbod gedaan.
Acht de raad de daaraan verbonden voorwaarden
te bezwarend, dan dient men te antwoorden, dat
het aanbod om die redenen niet kan worden aan
vaard. Wil mejuffrouw Manise later op haar aan
bod terugkomen en de collectie zonder eenige voor
waarden ten geschenke geven, dan kan de raad
haar nog aanvaarden.
De heer VAN HULTEN is verwonderd over de
bewering, dat er niet gemarchandeerd zou mogen
worden, als zijnde beneden de waardigheid van den
raad. Dat is toch ook wel gebeurd met de cavalerie-
kazerne en het zal zeker wel meermalen hebben
plaats gehad. Toen hier het vorig jaar de algemeene
aannemersbond vergaderde, heeft de burgemeester
Breda aanbevolen als plaats voor de vestiging van
de technische middelbare school. En Breda zou
daar ook wel iets voor over hebben gehad. Het
zelfde motief, dat daarvoor bestond, kan ook hier
gelden. Spreker kan dus niet inzien, dat het met
de waardigheid van den raad in strijd zou zijn, om
te marchandeeren.
De voorzitter wenscht thans tot stemming
over te gaan en wil allereerst het voorstel van
burgemeester en wethouders in stemming brengen.