388 21 October 1911. „en maximum-arbeidsduur, op te nemen in de ge- meentebestekken van aanbestedingen te Breda, is „een voorstel dat m. i. voor zich zelf spreekt. „Door vast te stellen de tegenwoordig geldende „bepalingen, die te vinden zijn in gemeenteblad „n° 146, heeft de Raad 16 Februari 1907, zich reeds „gesteld op het standpunt, dat het noodzakelijk was „het minimum-loon en den maximum-arbeidsduur „aan bepaalde grenzen te binden. Over de beginsel- „kwestie behoeft dus thans niet meer gediscussieerd „te worden. Zeer terecht heeft de Raad in 1907 „reeds ingezien dat het noodig was, althans bij „werken voor de gemeente te verrichten, de economisch „zwakken, de werklieden, te beschermen tegen de „sterkeren. Waar dit reeds is tot stand gebracht „overeenkomstig de toenmalige tijdsomstandigheden „ten opzichte van wat toen voor noodzakelijk levens onderhoud gevorderd werd, kan ten opzichte van „mijn voorstel het debat slechts loopen over de vraag, „of die omstandigheden zoodanig zijn veranderd, dat „ook wijziging van het toen vastgestelde noodzake lijk is. „Het schijnt mij toe, ditmaal een gemakkelijke „taak te wezen, den Raad dezer gemeente van de „noodzakelijkheid der voorgestelde wijzigingen te „overtuigen. Op enkele uitzonderingen na bestaat „deze Raad uit huisvaders en de meerderheid daar- „van zijn zelfs vaders van groote gezinnen, dus „menschen, die weten wat een huishouden kost. „Als er ooit iets actueel geweest is, dan is dat „op den dag van vandaag de algemeene klacht over „den duren tijd. Die duurte laat zich voelen in alle „gezinnen, al kan de een er wat beter tegen dan „de andere. Laat die duurte zich zooals thans, ook „voelen ten aanzien van de noodzakelijke levensbe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 388