450
11 November 1911.
laten staan, om hem, zoo mogelijk, te behouden. Nu
is het wel jammer, zegt spreker, dat de boom ge
veld moet worden, maar het kan niet anders en wij
moeten er in berusten.
De heer REIGERSMAN geeft te kennen, dat hij zich
wel met het idéé van den vorigen spreker zou kunnen
vereenigen, doch hij heeft geen andere toelichting in
het voorstel van den heer Waals gezien, dan alleen,
dat de boom in kwestie door den bliksem is getroffen.
Als genoemde ambtenaar nu zegt, dat het noodzakelijk
voor de veiligheid is, dat de boom geveld wordt,
dan zou het on welvoegelij k zijn, zich daartegen te
verzetten. Spreker zou dan de verantwoordelijkheid
voor het laten staan van den boom niet op zich
willen nemen.
De voorzitter kan zich niet voorstellen, dat de
heer Waals met het voorstel zou komen, als het
niet noodig was doch deze zou het integendeel op
prijs stellen, den boom te behouden. De iep is even
wel in den kop aan 't afsterven en zoo'n dooden
boom in het volgend jaar staat óók niet fraai.
De heer REIGERSMAN veronderstelt, dat de heer
Waals denkter is toch eene groote houtverkooping,
nu moet die boom er ook maar bij.
De voorzitter zegt, dat deze veronderstelling
van den vorigen spreker niet opgaat. Elk jaar is er
eene houtverkooping.
Het vooïstel van den heer REIGERSMAN wordt
niet voldoende ondersteund en kan alzoo niet in
stemming komen.