18 November 1911.
Tegenwoordig de heeren J. LIJDSMAN, J. M.
INGENHOUSZ, J. G. OVERING, jhr. mr. A. REIGERS
MAN, J. J. L. TEYCHINÉ, J. C. J. VAN GASTEL,
A. A. A. MEEUWESEN, F. C. J. VAN HULTEN,
F. A. M. J. SMITS, mr. W. INGENHOUSZ, A. P.
SCHELTUS, W. G. H. ROMBOUTS, F. J. M. HEIJ-
LAERTS, A. F. SMITS, A. C. BOM, mr. P. M. J.
E. BLOEMARTS, J. B. M. MERKELBACH VAN
ENKHUIZEN, J. A. H. VAN DEN BRINK, W.
J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL en J. R. baron
VAN KEPPEL.
Voorzitter de heer mr. E. P. VAN LANSCHOT,
burgemeester.
De voorzitter opent de vergadering en zegt,
dat de notulen van het verhandelde in de vergade
ring van 21 October 1911, overeenkomstig het be
paalde bij art. 8 van het reglement van orde voor
den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben
gelegen en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden
en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing
daarvan verlangt, of eenige bemerkingen daartegen
in het midden heeft te brengen.
De heer VAN HULTEN wenscht op pag. 392,
lste regel van boven, de woorden dit voorstel niet
hebben gedaan, te vervangen door de woorden de
gemeente-werklieden niet in dit voorstel hebben be
trokken.