18 November 1911. 469 De heer OVERING zegt De aanvraag om ontheffing loopt uitsluitend over het optrekken ter hoogte van 2,75 M. van den be- staanden keuken-uitbouw. (Vervalt dat optrekken, dan bestaat er geen reden om ontheffing te vragen). De keuken wordt daardoor 80 cM. hooger en wordt er een grooter openslaand lichtraam aange bracht, waardoor eene belangrijke verbetering ont staat. Voorts wordt door de verhooging van den uit bouw een zolderruimte van 1,80 X 1,80 M. ver kregen in aansluiting met de bestaande zolderruimte (circa 2 M.) en daardoor gelegenheid verschaft om werkzaamheden te verrichten. De directeur doet in zijn advies uitkomen, dat de ruimte, door het optrekken van den uitbouw ver kregen, pl. 1,80 X 1,80 M., slechts gering is, doch stelt niet op den voorgrond dat daardoor met de bestaande zolderruimte een lengte van circa 4 M. wordt verkregen, geschikt voor het verrichten van werkzaamheden, een factor van zeer veel belang voor adressant. De bedoeling is niet de keuken te verhoogen (het geen trouwens zonder verhooging van den uitbouw kan geschieden), doch om zolderruimte te verkrijgen en daardoor kan tevens de keuken aanmerkelijk ver beterd worden. Het bezwaar van den directeur is, dat door het optrekken van den uitbouw eenen koker ontstaat; die z.g. koker bestaat echter thans reeds. Door de verhooging van die eene zijde van den koker wordt toevoer van licht en lucht absoluut niet belemmerd het aanbrengen van een flink raam in de keuken brengt zelfs een groote verbetering aan op dit gebied.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 469