476 18 November 1911. Antwoord. Onder verwijzing naar het verhandelde in de raads vergadering van 15 October 1910 (gedrukte notulen blz. 348366), deelen wij mede, dat van ons geen voorstel is tewachten tot instelling van een werk- loozenfonds, omdat wij niet kunnen aannemen, dat de raad, welke sinds dien datum slechts zeer weinig in samenstelling is veranderd, ten opzichte van het verleenen van steun tegen de gevolgen van on vrijwillige werkloosheid thans eene andere zienswij ie zoude hebben, zoodat wij het onnoodig achten dit punt nu reeds opnieuw aan de orde te brengen. Bij ons berust nog een verzoek tot oprichting van eene gemeentelijke arbeidsbeurs van den Bredaschen Bestuurdersbond, op welk verzoek wij eerlang ons prae-advies zullen inzenden. Wij kunnen echter op dit oogenblik wel mededeelen, dat naar ons oordeel deze instelling, evenals een eventueel op te richten werkloozenfonds, ook zal moeten omvatten de aan grenzende buitengemeenten, zoodat de besturen dier gemeenten hunne medewerking zullen hebben te verleenen en in de kosten van beide instituten be- hooren bij te dragen. Indien deze alleen de gemeente Breda als arbeidsveld omvatten, is, gelet op de drukke uitwisseling van arbeidskrachten en den voort- durenden trek der werklieden van de eene gemeente naar de andere, van de werking weinig heil te ver wachten en zal het resultaat eene groote teleur stelling zijn. Voor zoover ons bekend, zal de oprichting eener R. K. Universiteit zich nog jaren doen wachten. Stappen, om die instelling hier gevestigd te krijgen, achten wij daarom nog voorbarig. De in- en doorvoering van den tienurigen arbeids-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 476