18 November 1911. 481 wijst erop, zegt spreker, dat een behoorlijk familie- loon, waarvan een werkman, bij het betrachten van de noodige spaarzaamheid, buiten bijzondere onge lukken, die hem kunnen treffen, met zijn gezin kan bestaan, als een eisch van strikte rechtvaardigheid is aan te merken. De kwestie of het loon voor een gehuwd arbeider hooger moet zijn dan voor een vrijgezel, heeft al heel wat pennen in beroering gebracht. Niet het feit van een huwelijk moet beslissen over de hoegrootheid van het loon, maar ook het recht, om een huwelijk te kunnen aangaan, dient daarop van invloed te zijn. Spreker meent, dat de ideeën van dezen Jesuit van Oudenbosch niet zoo logisch zijn als die van pater An- toine, die betoogt, dat niet de strikte rechtvaardigheid, maar de sociale orde hare rechten kan doen gelden. Spreker citeert hierbij uit het werk van pater An- toine, dat de sociale orde vordert, dat het loon van den werkman toereikend is, opdat de maatschappij kunne blijven bestaan en zich kunne voortplanten. Het algemeen belang vordert een minimum-familieloon. De vaststelling daarvan mag niet worden overgelaten aan de naastenliefde, maar men is daartoe verplicht krachtens de natuurlijke wetten der zedelijkheid. Verder haalt spreker nog aan een geschrift van Mgr. Nicotra, waarin deze o.a. zegt, dat de natuur aan het gezinshoofd de verplichting oplegt, om voor zijn gezin te zorgen, zoodat dus ook de belooning voldoende moet zijn, om die verplichting behoorlijk te kunnen opvolgen. Daar de gemeente moet zijn eene model-werk geefster, behoort ook het familieloon zoo hoog te zijn, dat de werkman nog wat kan sparen tegen tijden van werkloosheid, ziekte en den ouden dag. Pater Antoine, zegt spreker, stelt het familieloon

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 481