482 18 November 1911. daarom op frs. 2400,per jaar dat is f 1200, De bond van gemeente-werklieden vraagt slechts een weekloon van f 14,— a f 15,zoodat die er nog heel wat onder blijft. Spreker vindt het wel jammer, dat die geestelijken geen zitting hebben in gemeenteraden of in de Kamer, dan konden ze daar wellicht met meer succes voor hunne principes ijveren. Nu spreken ze slechts van den katheder. Wat de instelling van een werkloozenfonds en de oprichting eener arbeidsbeurs betreft, deze beide zaken worden door burgemeester en wethouders afgewezen. Spreker zal daarop thans niet ingaan, doch wil alleen er maar op wijzen, dat er in ons land nu reeds 24 gemeenten zijn, waar onder den een of anderen vorm steun wordt verleend aan werkloozen, terwijl er al 17 plaatsen zijn, waar eene arbeidsbeurs bestaat. Moet Breda dan altijd achteraan komen en als een achterlijk plaatsje worden aan gemerkt Nu zeggen burgemeester en wethouders, dat een arbeidsbeurs en een op te richten werkloozenfonds ook de aangrenzende gemeenten zullen moeten om vatten. Dat bewijst, zegt spreker, dat de grenzen der gemeente niet goed geregeld zijn. Intusschen ziet spreker in het antwoord van burgemeester en wethouders eene tegemoetkoming in het voortdurend ijveren, zoowel van hem als van den heer van Hulten, voor de oplossing van deze sociale vraag stukken, zoodat in dit opzicht toch reeds iets ge wonnen is. Zoolang echter geen betere grensregeling verkregen is, moet gestreefd worden naar samenwerking met de omliggende gemeenten, ofschoon het spreker verwondert, dat te Ginneken, waar de heer Passtoors

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 482