X*. 18 November 1911. 485 gemeenten in ons land, waar werkloozenfondsen bestaan. Waarom zou Breda niet kunnen mede doen Spreker noemt vervolgens verschillende ge meenten op, die op eenigerlei wijze steun verleenen aan werkloozenfondsen. Dat van burgemeester en wethouders voorloopig nog geen pogingen zijn te wachten, om de Roomsch- Katholieke Universiteit alhier gevestigd te krijgen, verbaast spreker. Andere gemeenten interesseeren er zich zeer sterk voor, o.a. Nijmegen, Tilburg en den Bosch. Het gemeentebestuur van Maastricht zal een schrijven richten aan het bestuur der Rad- boudstichting. Spreker weet zeer goed, dat men zich voorloopig er toe bepaalt, tot het vestigen van bijzondere leerstoelen aan de bestaande hoogescholen en dat de definitieve oprichting nog verre is. Maar de plaats, waar de Universiteit zal komen, zal toch wel minstens 10 jaar van te voren worden aan gewezen. Daarom begrijpt spreker niet, dat men daar hier niets voor voelt, waar wel alle mogelijke moeite is gedaan om eenige huzaren hier te krijgen. Ook de vereeniging Breda vooruitzou er zich mede dienen te bemoeien. Eindelijk zal spreker niet ingaan op de uitvoerige beschouwingen van den heer van den Brink, be treffende het familieloon. Alleen heeft het spreker verwonderd, dat de heer van den Brink uitsluitend citaten van Katholieke sociologen heeft aangehaald, waaruit valt af te leiden, dat hij met zijne eigene socialistische beginselen hier niets doen kan. De encycliek Rerum Novarum ligt niet voor mij, zegt spreker, maar hij weet toch wel uit zijn hoofd, dat Leo XIII nadrukkelijk zegt, dat men met uitbetaling van het overeengekomen loon er niet van af is, in tegenstelling met de liberale theorie, dat met CSS'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 485