18 November 1911.
495
nadat reeds eenige jaren een arbeidsbeurs zal hebben
gewerkt. Spreker sluit zich hierbij aan. Niet, dat
van burgemeester en wethouders eenig voorstel in
dien geest is te wachten, maar indien eenig voorstel
mocht worden ingediend, zal dit eerst dan kunnen
geschieden, als er op samenwerking kan worden ge
rekend. Daarom wil spreker aan de heeren van den
Brink en van Hulten in overweging geven, hunne
moties in te trekken. De zaak komt vanzelf toch weer
ter sprake bij het eerlang te verwachten prae-advies
over eene arbeidsbeurs, hetwelk samenwerking met
de buitengemeenten zal vorderen. De ondervinding
moet leeren, of een werkloozenfonds noodig is en
deze kan men alleen verkrijgen door eene arbeidsbeurs.
Het voorstel tot instelling eener studiecommissie
voor de werkloozenverzekering en eene commissie
voor sociale aangelegenheden behoort, naar sprekers
meening, niet bij den raad thuis. Ieder lid moet
voor zich zelf studeeren. Bovendien zou spreker niet
weten, welke werkzaamheden aan eene commissie
voor sociale aangelegenheden zouden moeten worden
opgedragen. Daarheen zouden ook gezonden moeten
worden b. v. alle aanvragen om ontheffing van
art. 14 der bouwverordening.
Wat betreft de oprichting eener Katholieke
Universiteit, gelooft spreker dat daaraan in de eerste
jaren nog niet behoeft gedacht te worden. Uit
Breda, hebben in het comité zitting de heeren Jan
Smits en notaris Verheggen. Spreker wil zich met
die heeren wel eens in verbinding stellen. Al dat
officieel geadresseer helpt overigens niet veel. Men
moet de zaak op andere wijze aanpakken.
Spreker dankt den heer Meeuwesen voor zijne
gunstige beoordeeling van het financieel beleid van
het dagelijksch bestuur, doch moet er tevens bij-