496 18 November 1911. voegen, dat men niet al te optimistisch moet zijn, wat betreft het verlagen van de belastingen. In de naaste toekomst kan de gemeente nog voor groote uitgaven komen te staan. Wij zitten nog voor het tramvraagstuk, het electrische vraagstuk, uitbreiding der gasfabriek, aankoop van terreinen en nog veel meer. Aan vermindering van belastingen moet men dus vooreerst niet denken. De heer VAN DEN BRINK is wel bereid zijne motie in te trekken, mits het dagelijksch bestuur de toezegging doet, dat het zich met de buitenge meenten in verbinding zal stellen. Doch aangezien burgemeester en wethouders er niet voor te vinden zijn en spreker de oprichting eener arbeidsbeurs en van een werkloozenfonds van het hoogste belang acht, handhaaft hij zijne motie, welke alsnu luidt: De raad verzoekt het dagelijksch bestuur, om zich in relatie te stellen met de gemeentebesturen van Ginneken, Teteringen en Princenhage, ten einde hunne medewerking te verleenen tot de oprichting van eene arbeidsbeurs en een werkloozenfonds. De heer VAN HULTEN geeft in overweging, om ook het gemeentebestuur van Terheijden in de motie te betrekken, waartegen de heer VAN DEN BRINK geen bezwaar heeft. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN ver zoekt splitsing van de motie, wat betreft de arbeids beurs en het werkloozenfonds, waaraan de heer VAN DEN BRINK voldoet. De heer BLOEMARTS vraagt, wat het oordeel is van burgemeester en wethouders ten opzichte van deze motie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 496