u 500 18 November 1911. Zoolang de tegenwoordige bepaling van art. 196 der algemeene politie-verordening gehandhaafd blijft, berust het verleenen van ontheffing van het alge meen sluitingsuur bij den burgemeester. Volgn. 46. In eene afdeeling wenschen alle leden eene persoonlijke jaarlijksche toelage van f 50,te zien toegekend aan den Heer Vink als rechercheur. Wij zijn tegenstanders van vaste jaarlijksche per- soneele toelagen, omdat deze de algemeene regelen, waarop de loonregelingen gebouwd zijn, miskennen. In het hiervoor bedoelde geval zal de voorzitter van ons college, als hoofd der politie, overwegen of er aanleiding bestaat aan den genoemden politie-ambte- naar eene tegemoetkoming te verschaffen uit de hem ter beschikking gestelde middelen. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat bij de vaststelling der salarisregeling voor bet politiepersoneel is bepaald, dat afzonderlijke toelagen zullen worden gegeven voor het bezit van het politiediploma. De hoofdagent Vink bezit dat diploma niet, maar geeft toch instructie aan het jongere personeel. De voorzitter handhaaft het antwoord van bur gemeester en wethouders, doch meent, dat uit de toelichting voldoende blijkt, wat de bedoeling is. Volgn. 52. Een lid wenscht grootere lichtsterkte voor de straatlantaarns en meer reinheid van deze. De post wordt hierop goedgekeurd. Antwoord: Hierop wordt de post goedgekeurd. I -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 500