18 November 1911. 507 ernstig schijnt deze zaak bij burgemeester en wet houders niet behandeld te zijn, nochtans dat daarvoor redenen genoeg bestaan. Immers in die laatste twaalf jaren zijn er heel nieuwe gezichtspunten gekomen over het toestaan van gemeente-subsidie's, dit blijkt, mijne heeren, uit hetgeen in de gewijzigde onderwijswet van 1905 wordt gezegd (dus vier jaren na het in werking treden van de leerplichtwet). Artikel 51 zegt Het gemeentebestuur bevordert zooveel mogelijk het schoolgaan der kinderen van bedeelden, onver- mogenden en minvermogenden. Artikel 108, alinea 2 zegt Door het uitloven van openbare belooningen en eereblijken kan het getrouw schoolbezoek vanwege het gemeentebestuur worden aangemoedigd. Alinea 3 zegt verder Ten einde de aanspraak op die belooningen en eereblijken te kunnen beoordeelen kan aan de hoof den van openbare en bijzondere scholen het invoeren van schoolboekjes, waarin van het schoolbezoek aan- teekening gehouden wordt, bij plaatselijke verordening worden voorgeschreven. Ziehier, mijne heeren, hoe duidelijk de wetgever dit in zijne gewijzigde onderwijswet van 1905 heeft neergelegd. Dan zijn burgemeester en wethouders van oordeel, wanneer de raad mijn verzoek zou inwilligen, dat daarvoor dan ook in aanmerking moeten komen, de openbare en meerdere bijzondere scholen. Dit is zeer onjuist, mijnheer de voorzitter. De wetgever spreekt hierboven alleen van bedeelden, onvermogenden en minvermogenden, en daar het openbaar onderwijs hier in zijn geheel reeds het voorrecht geniet van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 507