508 18 November 1911. een legaat van wijlen dr. van Cooth, acht ik het van dezen raad niet meer dan billijk, om die arme kinderen, die van het legaat van Cooth niet kunnen genieten daarin te voorzien. Nog eens, mijne heeren, laat die arme stakkers van het bijzonder onderwijs ook mee dingen naar eene belooning of eereblijk. Dan wijzen burgemeester en wethouders op de tot stand gekomen leerplichtwet. Ja, mijne heeren, niemand beter dan ik kan de leerplichtwet beoordeelen, hoe treurig die in deze gemeente werkt. Eerst zij nog even aangestipt, dat de gewijzigde onderwijswet dateert van 1905, dus, let wel, vier jaren na het in werking treden der leerplichtwet. En nu over de resultaten van de leerplichtwet, dan kan ik de heeren verwijzen naar het jaarverslag 1910 van de commissie tot wering van schoolverzuim. Men leze op bijlage R, bladzijde 2 Niettegenstaande de leerplichtwet nu reeds een tiental jaren bestaat, en ook op vele plaatsen hare goede werking doet gevoelen, moeten wij tot ons leedwezen getuigen, dat het schoolverzuim er tot nu toe niet op verminderd is. Schreven wij reeds in onze eerste jaarverslagen, dat vele ouders zich weinig of niet bekommeren om het bestaan der leerplichtwet, diezelfde klacht moeten wij ook thans nog herhalen in plaats van beter is het erger geworden. Ziehier, mijne heeren, wat de ondervinding heeft geleerd van de leerplichtwet. Nu kan men wel zeggen, de strafrechter moet meer ingrijpen. Och, mijne heeren, hier zijn raadsleden genoeg aanwezig, die kunnen getuigen hoe treurig het is, bij hun bezoek in de gevangenis te moeten lezen boven de gesloten cellen overtreding leerplichtwet. Moet dat nog meer bevorderd worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 508