u 18 November 1911. 511 is een waarheid uit het leven. Wanneer men nu weet, dat die prikkel bestaat voor de leerlingen der openbare scholen, dan doet men wel, als men die belooning ook geeft aan de kinderen der bijzondere scholen. Wij stellen hen daarmede op ge lijken voet. De leerlingen der openbare scholen krijgen die belooning uit het legaat van wijlen Dr. van Cooth; de anderen door onze vrijgevigheid. Spreker ziet er ook eene billijkheid in, als men in aanmerking neemt, dat het bijzonder onderwijs aan de gemeente een jaarlijksch voordeel bezorgt van ruim f 28000,Dat is toch wel de moeite waard. De heer BLOEMARTS heeft ook, naar aanleiding van deze kwestie, de notulen van 1899 nog eens nagezien en is daarbij tot de overtuiging gekomen, dat de zaak thans nog in hetzelfde stadium verkeert van voorheen. oAl die vergelijkingen tusschen het openbaar en bijzonder onderwijs zijn overbodig. Destijds werd precies hetzelfde gevraagd als nu. Er werd een be roep gedaan op art. 82, thans art. 103, 2de lid, der wet op het lager onderwijs, doch waarvan de bewoordingen sinds dien niet zijn gewijzigd. Dat artikel spreekt van belooningen en eereblijken voor getrouw schoolbezoek. Men kan dus alles laten rusten wat betreft de gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs, doch men moet de paedagogische kwestie op den voorgrond stellen. Met de weinige ondervinding, die spreker van het onderwijs bezit, heeft hij echter de ervaring opgedaan, dat uit een paedagogisch oogpunt het toekennen van belooningen en eereblijken ter aanmoediging van getrouw school bezoek niet gewenscht is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 511