%L 18 November 1911. 515 Een andere vraag is het, of de gemeente inder tijd het legaat-van Cooth had moeten aannemen. In ieder geval had de raad toen de paedagogische kwestie onder de oogen kunnen zien. Maar geld geven, om de ongelijkheid weg te nemen, is tegen de wet en op die manier is de principiëele kwestie zuiver gesteld. Zij heeft met voorliefde of billijk heid niets te maken. Overigens gelooft spreker niet, dat de kinderen der bijzondere scholen de achter stelling gevoelen. De heer A. F. SMITS zegt, dat hij zich niet achter de leerplichtwet verschuilt, maar dat hij daarover alleen gesproken heeft, omdat burgemeester en wet houders in hun antwoord er naar verwijzen. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN, zegt, dat voor hem als motief gegolden heeft de bevor dering van het trouw schoolbezoek en het wegnemen der ongelijkheid tusschen het bijzonder en het open baar onderwijs. Nu beweert de heer Bloemarts, dat die premiën niet nuttig werken, omdat ze niet komen in de handen van hen, waarin ze zouden moeten komen. Alleen dan, als er andere voorwaarden aan verbonden konden worden, zou de heer Bloemarts met een eventueel voorstel kunnen medegaan. Spreker meent, dat hieruit misschien wel iets goeds kon ge boren worden en zou daarom den heer Smits in over weging willen geven, zijn voorstel terug te nemen in afwachting, dat er eene betere oplossing gevonden wordt. De heer ROMBOUTS wenscht het voorstel te zien gehandhaafd. Door de leerplichtwet worden de ouders gestraft, doch spreker zou graag de kinderen willen beloonen. En daarvoor is een prikkel noodig. Dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 515