538 18 November 1911. „derhalve op haren weg ligt de verbetering daarvan „ter hand te nemen „dat de vennootschap echter de voorgenomen ver betering niet kan volvoeren zonder den in het adres „gevraagden geldelijken steun van de gemeente „Gelet op artikel 30 der woningwet en het be haalde in paragraaf 5 van het koninklijk besluit „van 28 Juli 1902 (Staatsblad no. 160), zooals dat „laatstelijk is gewijzigd bij dat van 28 Februari „1907 (Staatsblad no. 60); „BESLUIT „a. ten behoeve van het verbeteren der bovenge noemde arbeiderswoningen, voor zooveel noodig, „ontheffing te verleenen van de bepalingen der bouw verordening, voor zoover dit niet tot de bevoegd- beid van burgemeester en wethouders behoort, en „onder voorwaarde, dat de kleine woning, gelegen „tegenover het af te breken pand nooit door meer „dan twee personen zal mogen worden bewoond „b. ten behoeve van den aankoop en verbouw „dier woningen met erven aan de naamlooze vennoot schap „Volkshuisvesting," gevestigd te Breda, te „verleenen een voorschot van ten hoogste vijf duizend „vijf honderd zeven en tachtig gulden, onder be haling, dat dit voorschot zal worden afgelost door „de betaling gedurende 40 achtereenvolgende jaren „van eene annuiteit, evenals het juiste bedrag van „het voorschot, vast te stellen, zoodra na aanbe steding van den verbouw der woningen het daarvoor „vereischte bedrag zal vaststaan en verder onder „de navolgende voorwaarden „lo. dat van de exploitatie der woningen eene „afzonderiijke geldelijke administratie worde gevoerd, „waarvan moet blijken uit het beredeneerd verslag,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 538