18 Februari 1911. 53 De heer BLOEMARTS kan zich vereenigen met de minderheid van burgemeester en wethouders, doch om moeielijkheden te voorkomen, zou hij aan de voorwaarden nog een paar bepalingen willen toe voegen, in verband met art. 695 van het burgerlijk wetboek, om te beletten, dat balcons worden aange bracht in strijd met dat artikel, en tevens ten opzichte van het aanbrengen van ladders aan een scheidings muur, waarvan het twijfelachtig is, of dit zonder toestemming van den aangrenzenden eigenaar wel geoorloofd is. De heer MEEUWESEN wenscht allereerst te doen opmerken, dat hij geen rehabilitatie verlangt en de raad die ook niet noodig heeft. Spreker protesteert tegen het ingezonden stuk van den heer Sassen, dat de raad, zoo maar met één pennestreek, de waarde der gebouwen met 20 °/0 zou hebben ver minderd. De raad beslist ieder geval afzonderlijk, maar in het geval Raming waren de bezwaren zoo overwegend, dat geen vrijstelling kon gegeven worden. De door den heer Smits verlangde rehabilitatie moet spreker dus van de hand wijzen. Intusschen juicht spreker toe het voorstel van de minderheid van burgemeester en wethouders. Daar door wordt de open ruimte, welke anders 4 meter zou moeten bedragen, teruggebracht tot 2 meter en wordt een eenigszins behoorlijken toestand ge schapen. Die open ruimte wordt dan eene voldoende wijkplaats bij eventueel brandgevaar. Toch komt het spreker voor, dat de voorschriften omtrent de deur in den achtergevel niet voldoende zijn. Er was vroeger ook eene deur in den zijgang, waar echter tijdens den brand eene kast voor stond. De ver binding met de open plaats moet zoodanig in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 53