546
18 November 1911.
de directeur vergeet, dat door het uitbouwen van
de andere woningen, het wegbreken van deze enkele
woning zonder effect blijft. Waar dient het dus voor?
Er blijft toch slechts eene opening van 2,20 M.
tusschen de woningen over. Of nu daarboven meer
ruimte is, doet aan de lucht der woningen niets af.
Het tweede punt zegt, dat de kleinste der woningen
van eene verdieping wordt voorzien en nimmer door
meer dan twee personen zal worden bewoond. Dat
is eene woning van 9 M2., terwijl de bouwverordening
eene oppervlakte van minstens 25 M2. eischt. Spreker
noemt het ongehoord, dat daarover niets in het
rapport is gezegd. Door de bovenverdieping wordt
de oppervlakte niet grooter. Men denke zich eene
ruimte van 9 M2. met twee openslaande deuren, een
tafel, een paar stoelen en eene kast en daar nog
twee menschen bij, dan is de ruimte geheel gevuld.
Het is al betreurenswaardig genoeg, dat er dergelijke
woningen bestaan. Maar dat eene vereeniging tot
verbetering van de volkshuisvesting met zoodanige
woning voor den dag durft te komen, schreit ten
hemel.
Als derde punt worden genoemd de tochtportalen.
Deze nemen echter allen toevoer van licht en lucht
weg. Wel wordt gezegd, dat deze uitbouwen tevens
eene scheiding vormen tusschen de verschillende
ingangen, die wenschelijk is gebleken, doch waaruit
die wenschelijkheid blijkt, wordt niet gezegd. Aan
genomen echter, dat die opmerking juist is, dan
brengt dit nog niet mede, dat zij den toevoer van
licht en lucht mogen wegnemen. Van achteren hebben
de woningen heelemaal geen zon er is geen duim
grond achter. En nu gaat men voor nog getimmerten
maken, die den vrijen toevoer van licht en lucht in
den weg staan.