54 18 Februari 1911.
oog vallen, dat men bij brand kan zien, waar men
zich kan bergen. Daarom wil spreker in de voor
waarden de bepaling zien opgenomen, dat de achter
wand voor de helft zal bestaan uit glasdeuren, die
naar buiten openslaan en desnoods stuk geslagen
kunnen worden. Bij brand kan men dan gemakkelijk
uitwijken op de achter gelegen open ruimte.
De heer VAN KEPPEL wenscht te motiveeren,
hoedanig hij zijne stem zal uitbrengen. Spreker zegt,
dat hij zich zal aansluiten bij de minderheid van
burgemeester en wethouders, met dien verstande
echter, dat het aan adressant zal worden toegestaan,
om het benedengedeelte te bebouwen, zooals op de
teekening is aangegeven en dan verder, zoo noodig,
rekening houdende met de opmerkingen van den heer
Bloemarts. Spreker wil het voorstel niet in zijn
geheel gehandhaafd zien, omdat de ruimte, welke
alsdan beneden zou openblijven, dat is ter breedte
van 2 meter, niet voldoende is, om daarop bij brand
eene veilige schuilplaats te vinden en het brand
gevaar er dus grooter door worden zou. Voor de
menschen, die bij brand van de bovenverdiepingen
langs de ladders moeten afdalen, is het veiliger,
wanneer zij over den scheidingsmuur in den tuin van
den heer Arnaud kunnen springen, dan dat zij tot
beneden moeten afdalen en daardoor zich bevinden
tusschen het brandend gebouw en den aangrenzenden
scheidingsmuur. Wel wil spreker behouden het pad
of de uitgang naar de openbare straat, zooals die
nu bestaat.
De heer SLECHTRIEM vereenigt zich met den
heer Lijdsman. Uit alles blijkt, dat de aanvrager
bereid is, zoodanige veiligheidsmaatregelen te nemen,